woensdag 29 juli 2015

Refuge de la Lavey

Dag 11: woensdag 29 juli 2015

Toen we hier zeven jaar geleden ook op vakantie waren was deze wandeling de enige waarop we een berghut bereikten. Dochter was toen maar zes en we vonden het toen een hele prestatie van haar. We hadden dus goede herinneringen aan de wandeling naar de refuge de la Lavey.



De uitstap start aan de parking bij Champhorent. Vandaar leidt een steile afdaling naar de Romeinse brug, de Vénéon over en dan weer een steile klim tot je aan de overkant van de vallei weer ongeveer op dezelfde hoogte bent als het startpunt – in het gehuchtje La Raja.



Maar vanaf daar is de wandeling weer makkelijk en relatief vlak.



Halverwege de wandeling kom je nog eens een oud brugje tegen, waarvan de onderkant begroeid is met kleine varentjes, wellicht Smalle beukvaren. Eergisteren kwamen we al enkele distelsoorten tegen - nu weer een zeldzaamheid: de Aarddistel (Cirsium acaule).



Twintig minuutjes later krijg je in de verte een gebouw in het vizier. Maar laat je niet vangen, dit is slechts een stal, niet de refuge zelf.


Om de berghut te bereiken moet je nog over die rotsmassa heen.


Maar nog eens twintig minuten later bereik je dan de refuge.


Daar zat iedereen gezellig aan de picknickttafels buiten. Helaas hadden we net besteld toen een plotse regenvlaag alleman naar binnen joeg. Dat was spijtig, want dit was onze laatste geplande grote wandeling, en ik had op ons eindpunt hier bij de berghut op mijn gemak van het zicht willen genieten.



Ik compenseerde de teleurstelling met een lekker stuk bosbessentaart – het wordt een goede gewoonte. Wat later gingen we alvorens terug af te dalen eerst nog een klein stukje voorbij de berghut. Het zicht op het eind van de vallei is heerlijk weids. De pas aan het eind van de vallei draagt een smalle band van ijs en sneeuw net onder de toppen, een smalle sjaal als restant van de gletsjer. 



De afdaling ging met forse tred, want we werden wat opgejaagd door de dreigende wolkenmassa’s.


Elk moment kon daar terug regen uit vallen – wat dan toch nog gebeurde. Maar de poncho’s, die we altijd mee hebben, zijn gelukkig snel uitgehaald.

<< Terug naar dag 1 

dinsdag 28 juli 2015

tunnels, ijs en toppen

Dag 10: dinsdag 28 juli 2015

In Venosc logeren zonder de “eeuwige” sneeuw op de gletsjers boven Les 2 Alpes te bezoeken dat kan niet. Vandaag trokken we helemaal naar boven, maar op een snelle, makkelijke manier. We namen een dagticket voor de ski-infrastructuur en lieten ons tot ver boven de 3000 meter takelen met kabelbanen, kabellift en zelfs met een ondergrondse kabelmetro.




Onderweg was ik nog maar eens geschokt door wat de ski-industrie in het Alpenlandschap aanricht. De grootte en omvang van het grondverzet, het egaliseren van de berghellingen tot gladde skipistes, de vele skiliften met hun lelijke hoogspanningspaalvormgeving, …. Ik was er niet goed van.



Waarom gingen we dan naar boven?



Wel, - om dit zicht natuurlijk.


Hier op 3600m krijg je een weergaloos zicht. Hier even genieten is een must. Het panorama is adembenemend en dat is niet alleen door de ijlere lucht in je longen.
Het Ecrinsmassief ontvouwt zich in zijn volledige glorie voor je.


De hoekige top met de wolkpluim valt het meest op, en met reden: dat is de Barre des Ecrins, de hoogste top van het massief (4102m) en in de tijd toen de Mont-Blanc top nog niet deels Frans was, ook de hoogste top van Frankrijk.



De top op de voorgrond was er één die we herkenden, van gisteren: de aiguille du plat de la selle, want gisteren liepen we daar beneden in de vallei voor onze voeten. Wat een verschil. 



Richting noordoosten kijk je uit op nog enkele bekende massieven van de Alpen: Het linkse besneeuwde massief is dat van de Mont Blanc. Met 4810 m de hoogste top van Frankrijk. Zelfs op een afstand van 150km nog steeds impressionant! De kartelige toppen net rechts er van zijn die van les aiguilles d'Arves. Nog meer naar rechts volgen de massieven van de Vanoise, met le Dent Parrachée als één van de opvallende toppen.

Links zie je hoe de natuurlijke alpenweiden zich als dekentjes van groen over de rotsen draperen. Ze proberen tevergeefs de kale rotsen te koloniseren, maar dat lukt alleen echte rotsplanten.

Rechts een stukje van de gletsjer. ’s Winters is het hier vaak te koud en te guur om te skiën, maar ’s zomers is dit de enige plek waar dat mogelijk is. En in een droge hete zomer als dit jaar zien die “eeuwige” sneeuwvelden er maar schraal uit.



Onder de gletsjer is als toeristische attractie een ijsgrot gegraven. Die wilden we natuurlijk bezoeken. Een kunstenaar hakte, schaafde en boorde er een hoop gangen uit en versierde die met een aantal ijssculpturen. Met een goeie belichting er op een feeëriek schouwpel.






Terug afgedaald was er nog tijd om nog eens een andere lift naar boven te nemen. We hadden toch die dure dagtickets genomen, we konden er dan even goed gebruik van maken.



Dus gedroegen we ons echt als kinderen en gingen wel twee keer naar boven met de stoeltjeslift van "le diable". De eerste keer om er boven een ijsje te gaan snoepen op het terras en van het zicht op de Vénéonvallei te genieten.



En de tweede keer om er boven kennis te maken met de herdershonden die er de schaapskudde hoeden.




En goed dat we dat deden want op de terugweg zagen we een koppel roofvogels waarvan ik vermoed dat het arenden waren. Helaas was ik niet snel genoeg om ze te fotograferen. Deze marmot had ze ook gezien, en hij hield ze een tijdje in de gaten, in die typische speurhouding. 






<< Terug naar dag 1 
> Verder lezen volgende dag